hunebedjes.nl - Ilse Duijvestein
Functies van kunstenaar en kunstwerk
Als: 140 vierkante centimeter betekenis (Van Dale).
 
Omschrijving van de functies
Conclusie
 
 
Omschrijving van de functies
 
Toelichting
Uit de inhoud van de vorige hoofdstukken is de functie van de kunstenaar te formuleren. Deze functie is nogal veelomvattend en daarom heten onderdelen ervan in deze tekst eveneens ‘functie’ (in plaats van functieonderdelen).

De kunstenaar heeft veel verschillende functies en dit hoofdstuk gaat over een aantal daarvan. Geselecteerd zijn de functies die tegenwoordig vaak worden besproken binnen interessante systemen rond de kunstenaar en die blijken uit menselijk gedrag (h.2 t/m h.7).
Maar zoals toegelicht in hoofdstuk 7 (onder Fictieve mensen) bestaat de kunstenaar helemaal niet. De kunstenaar, de homo artifex (voorheen homo artistiekus), is fictie. De grondgedachte van de fictie is: de mens die de wereld maximaal verbijzondert. En juist omdat de kunstenaar alles verbijzondert, kan hij niet bestaan: innerlijk en gedrag van de homo artifex zijn onverwezenlijkbaar.

In het ‘echt’ is de kunstenaar ten eerste een model dat wordt gebruikt in kunst- en kunstenaarstheorieën (theorieën over kunst en over de kunstenaar). Het model kan niet zomaar kan worden verhuisd naar een andere theoretische context en vrijwel iedereen die ermee werkt, houdt er persoonlijk een ander mensbeeld op na (h.7).
De tweede toepassing van de fictie is dat iemand (keer op keer) kan kiezen om (gedeeltelijk) te werk te gaan als de kunstenaar. De kunstenaar is voor diegene dan een mentale vergelijkingsbasis. Deze (gedeeltelijke) afstemming van gedrag en/of werkzaamheden op een denkbeeld heet bovarysme (h.7).

Om voornoemde keuze te vergemakkelijken of een gemaakte keuze of een geconstateerd feit te bespreken of erover te reflecteren, is het wellicht handig te weten welke zoal de functies van de kunstenaar zijn. Daarom geeft dit hoofdstuk acht kunstenaarsfuncties. Zoals geschreven komen ze voort uit de inhoud van de vorige hoofdstukken en passen ze bij wat er zoal over de kunstenaar wordt gezegd, geschreven enzovoort. Per kunstenaarsfunctie zijn aangegeven: de inhoud, de achtergrond en/of aanleiding en de locatie in deze tekst waar die zijn/is te vinden, enige kenmerken van de organisatie van de functie en indien van toepassing kenmerken van bijbehorend werk en soms ook trefwoorden over hoe ermee wordt omgegaan. Bij sommige functies betekent ‘werk’ eveneens verrichtingen. Elke functieomschrijving eindigt met een kenmerkende vooronderstelling (soms meer dan een).

De eerste en de zesde functie zijn intern onderscheiden in a en b.
Bij de tweede en bij de vierde functie hoort een verwante functie, respectievelijk 2’ en 4’.
Binnen functie 6b zijn twee invalshoeken mogelijk, te weten 6b-i en 6b-ii.
 
1. Representeren
Een eerste functie van de (mentale vergelijkingsbasis) kunstenaar is representeren van vooral geruststelling (verderop 1a) of bijna onhanteerbaarheid (verderop 1b).

Vrijwel iedereen veruitwendigt gedachteconstructies over de werkelijkheid (h.2), maar mensen doen alsof dat niet zo is. Degene die deze eerstgenoemde kunstenaarsfunctie vervult heeft de verantwoordelijke taak op zich genomen om zijn innerlijke constructies over de werking van de wereld te uiten. De uitingen gaan voornamelijk over gemak (1a) en ongemak (1b). Dit biedt andere mensen de kans in het dagelijks leven relatief weinig te hoeven nadenken over de eigen omgang met de wereld en de hantering van gedachteconstructies over ‘vertrouwd’ en ‘eng’. Als gevolg hiervan kenmerkt de organisatie van de functie zich door een vrij helder onderscheid tussen categorieën zoals maker (aanbod) en toeschouwer (ontvangst).

Gezien de onderling afgesproken levensduur van mensen (h.4) moeten bijvoorbeeld toeschouwers selecteren wat zij willen bezoeken. Dit doen ze naar het schijnt vooral vanuit hun interesse in mogelijk waar te nemen werk en vanuit geformuleerde en te hanteren waardeoordelen. Sommigen hanteren de mate waarin iets hen bijvoorbeeld ontroert of verwart als criterium. Anderen selecteren op een mate van bijvoorbeeld ontdekking of herkenning van in het bijzonder vormen, tijdsbeelden, systemen, nieuwe en oude betekenissen, eenvoud en ongekende emoties.
 
1a. Geruststelling representeren
Een eerste invulling van de eerstgenoemde kunstenaarsfunctie is geruststelling representeren, bijvoorbeeld door hanteerbare schoonheid en geruststellende viezigheid te tonen.

Zoals toegelicht in (o.a.) hoofdstuk 4 (Unox) hebben vrijwel alle mensen behoefte aan geruststellende goederen, ideeën enzovoort. Ze bieden hun vooral gemoedsrust, troost en hoop. Degene die deze kunstenaarsfunctie vervult maakt die bijzondere en geruststellende elementen (werken) en evenzogoed stelt een tevreden bezoeker de maker gerust.

De organisatie van deze functie kenmerkt zich, behalve door de genoemde duidelijke categorieën zoals maker en toeschouwer, vooral door een enorme verscheidenheid in plaats en tijd van tonen. Een presentatieruimte is bijvoorbeeld een museum of een universiteitszaal. Ook kan ze onoverdekt zijn en/of onafgesloten zoals een straat of een galerij (gaanderij). Onder meer de zogeheten tentoonstellingen en symposia duren kort, langer dan kort en lang tot zeer lang.

De waardeoordelen die bijvoorbeeld een toeschouwer (toehoorder, beschouwer) hanteert zijn onder meer of een werk voldoende emotioneert, of het lijkt op iets uit het eigen leven en of de zogeheten inhoud past bij de eigen interesses.

Geruststellend werk is duidelijk herkenbaar als een bijzonder werk; het staat bijvoorbeeld op een sokkel en/of het heeft een bijzondere naam. Het is vooral helder en vormvast: het houdt helemaal geen verband met de waarneembare werkelijkheid (abstract) of het is hiervan juist een nabootsing (figuratief). Soms is een werk ‘teruggebracht tot het uiterste’. Dit wil zeggen: zeer eenvoudige vormen en grote vlakken, gemaakt met veel aandacht voor de relatie van het werk met zijn omgeving (minimalistisch). Soms geeft een werk juist een relatief uitgebreid verslag ergens van (verhalend). Ook een werk dat alleen in gedachten bestaat (conceptueel werk: een goed idee is een heel werk) inclusief de waarneembare resten daarvan (zoals een nota), valt onder geruststellend werk (o.a. h.4 onder Kwaliteit en onder Conclusie).

Bij de geruststellende invulling van de eerstgenoemde functie van de kunstenaar hoort (o.m.) de vooronderstelling dat het leven zin heeft.
 
1b. Bijna onhanteerbaarheid representeren
Een andere invulling van de eerstgenoemde functie is bijna onhanteerbaarheid tonen. Vooral met bijzonder werk (inclusief verrichtingen) dat andermans verzwegen behoeften uitlokt en dat eerder afgesproken grenzen kietelt of tart.

Zoals toegelicht in (vooral) hoofdstuk 5 (Kogelvis) hebben vrijwel alle mensen behoefte aan de schijn van overweldiging. Ze bezoeken graag het randje van onhanteerbaarheid en de meesten doen dat het liefst in een veilige omgeving omdat ze dan zelf niet hoeven te handelen (de esthetische illusie van Ernst Kris, h.3). De beleving leidt ze af van hun problemen (ze hoeven zich er niet voor te schamen dat ze niet ingrijpen of dat ze in een situatie eerder in hun leven niet hebben ingegrepen) en ze stimuleert hun fantasie. Vanwege dit tweede hebben eigenlijk alleen kinderen er in een toekomstige en gelijkwaardige situatie soms baat bij.
Een innerlijke ervaring die voelt als bevrijdend en reinigend, is mooi meegenomen (een zogeheten catharsis).
Degene die deze kunstenaarsfunctie aanneemt wil inderdaad vaak graag iets teweegbrengen bij anderen en hij maakt de daarvoor benodigde en mogelijk helende zogeheten grens- en overgangsgebieden. Zijn wil wordt gecultiveerd door in het bijzonder de medemens die weigert zelf te modderen, door collega’s die trots zijn op hun maatschappelijke status en door de eigen wens een rol te hebben.

Onuitgesproken in de constructie is de overtuiging dat de behoefte aan bijna onhanteerbaarheid altijd blijft bestaan.

Behalve door de genoemde duidelijke categorieën zoals maker en toeschouwer kenmerkt de organisatie van deze functie zich, eveneens al genoemd, door veilige en daarom vooral afgebakende en controleerbare locaties: een ruimte is herkenbaar als een bijzondere ruimte waarin de behoefte aan bijvoorbeeld extreme zuiverheid, verrotting en transformatie mag bestaan. Bijkomend voordeel is dat de maatschappelijk meestal ongeaccepteerde behoefte aan vreselijke dingen eigenlijk onzichtbaar blijft, omdat de vervulpogingen plaatsvinden binnen een geaccepteerde context. Onder meer de zogeheten happenings duren meestal niet lang want loslaten, aanvaarden, opgaan in enzovoort is zwaar werk.

De waardeoordelen die bijvoorbeeld een bezoeker hanteert zijn vooral of een werk hem voldoende overweldigt en overtuigt en anders of het hem voldoende verontrust en verwart.

Bijna onhanteerbaar werk (inclusief verrichtingen) is vaak redelijk figuratief (de enge wereld is voldoende herkenbaar) en tegenwoordig schijnt werk dat eruitziet als afval (rotzooi, trashy) bij velen zeer geliefd te zijn.

Bij deze tweede en grensgebonden invulling van de eerstgenoemde kunstenaarsfunctie hoort (o.m.) de vooronderstelling dat het leven altijd meer heeft te bieden dan het vandaag biedt.
 
2. Verlossen
Een tweede functie van de kunstenaar is mensen verlossen van functie- en (of) doelgerichtheid door ze het gevoel te geven even in de nutteloosheid te zijn.

Zoals toegelicht in (vooral) hoofdstuk 6 (De fictie van functie) is het voor veel mensen noodzakelijk een relatief serieus functie- en doelgericht leven te leiden, maar is regelmatig (geestelijk) af- en verdwalen (reverie volgens John Armstrong, mijmeren) ook van belang. Mensen koppelen hun handelingen en waarnemingen innerlijk vaak, en vaak juist vanwege hun functie- en doelgerichtheid, behoorlijk snel aan (onder meer) een (reeds bekend) idee, een gehanteerde overtuiging of een vertrouwde bezigheid. Voorbeelden zijn: de betekenis van een vorm of een patroon, de bedoeling van iets en een levensdoel. Tussentijds pauzeren blijkt moeilijk, maar is dus wel van belang. ‘Nutteloze’ werken (inclusief verrichtingen) opzoeken kan voelen als dwalen in een zinloos leven en vandaar wellicht uitspraken als: ‘(...) dit werk tilt je uit boven de realiteit van alledag, het geeft glans aan het leven’ (vrij naar Ronald Plasterk, BK-informatie).

Een bijzonder en ‘nutteloos’ werk biedt een bezoeker een gang uit de wereld van middelen met hun doelen en oorzaken met bijbehorende gevolgen. Daarom biedt zo’n werk een gang uit de wereld van tijd. Het is dus een ontsnappingsmiddel, het verleidt tot dwalen. Een bezoeker, die het straks weer druk heeft, dwaalt tijdelijk met zo’n middel mee.

De organisatorische kenmerken van deze functie lijken op die van de functie representeren (1): duidelijke categorieën en herkenbare locaties. Een overzichtelijke context maakt een ontsnapping namelijk te plannen: het georganiseerde overzicht zet een omstandigheid schijnbaar stil en juist door de tijd af te bakenen en als het ware stil te zetten, kan eraan worden ontsnapt.

Inherent aan de gewenste ‘nutteloosheid’ is dat degene die deze functie vervult vaak een nutteloos leven leidt. Bovendien wordt hij bezocht door iemand met vrije tijd die mogelijk iets koopt met geld dat ‘over’ is.

Verlossend werk doet veelal vooral heel nutteloos aan: de meest gebruikelijke manier om nutteloosheid te tonen is met nutteloos lijkend werk. Een werk met bijvoorbeeld een herkenbare (toegeschreven) functie wekt immers verwarring. Laatstgenoemde werk moet decoratie, design, meubel, prothese, laboratorium, oorlog enzovoort heten en een maker heet bijvoorbeeld topkok, manager of chirurg. Verder doet verlossend werk meestal wat abstract aan (maar minder abstract dan geruststellend werk, 1a). Het wordt soms heel gepast tijdloos genoemd en gezegd wordt dat het vaak langzaam wordt opgenomen in de maatschappij.

Bij de vermeend loze functie horen (o.m.) de vooronderstellingen dat er een dagelijks of alledaags leven bestaat, dat het leven soms zwaar is en dat verlichting is te vinden in ontsnapping.
 
  2’ Sociale cohesie verzorgen
  Verwant aan de functie verlossen is de functie: zorgen voor sociale cohesie (tussen mensen).
Volgens sommigen is het een probleem dat veel mensen hun contact met andere mensen voornamelijk vertalen naar persoonlijk nut, waarbij zij vinden dat zo’n probleem moet worden opgelost. Onder meer met bijzondere werken kunnen mensen ertoe worden verleid een ander spontaan aandacht te geven.
De organisatie van deze functie is veelal gericht op bepaalde mensen en meestal in handen van een vermeend gulle opdrachtgever. Presentatie van een werk gaat vaak samen met bijvoorbeeld een vrolijk artikel in de (lokale) krant (vergelijk verderop: kunstenaarsfunctie 4’).
Cohesie uitlokkend werk lijkt op verlossend werk (2). Een extra kenmerk is dat het vaak vriendelijk en uitnodigend aandoet.
 
3. Deelnemen als zonderling (voorheen bekend als: de zondebok zijn)
Een derde functie van de kunstenaar is als zonderling deelnemen aan een samenleving: zich laten uitsluiten (vroeger), insluiten en/of opvoeden (tegenwoordig).

Zoals toegelicht in hoofdstuk 7 (onder De zondebok) wijzen mensen vaak zonderlingen aan als zondebok. Zo houden zij de sociale band stevig binnen de numeriek grootste groep in hun samenleving. Degene die deze kunstenaarsfunctie vervult is de aangewezen zonderling en volgens het zondebokmechanisme erkent hij de eigen excentriciteit. Vrijwel iedere excentriekeling laat zich tegenwoordig meer insluiten en/of schijnbaar opvoeden dan uitsluiten, maar de rol is dezelfde als vroeger (h.4 onder Integratiegarantie).

Bijvoorbeeld de zogeheten broedplaatsen en de eventueel gesponsorde toegankelijke festiviteiten van een collectief of een rockbitch bieden een samenleving een ruimte voor de uiting van vrees en afschuw en verering en ontzag. De zonderling(en) en eventueel zonderling werk kan (kunnen) veilig worden geobserveerd. Hij (Ze) is (zijn) zich er terdege van bewust dat de middeleeuwse mensenmix voorbij is en dat afzondering -vanwege het planologisch vrijwel volledig voorbestemde Nederland- veelal emigreren betekent. Andermans nieuwsgierigheid cultiveren is dus het enige alternatief.

De organisatie van deze functie richt zich op controleerbare deelname (door degene die deze kunstenaarsfunctie heeft aangenomen) aan de bezigheden van de numeriek grootste groep in de betreffende samenleving. Bijzonder karakteristiek voor deze groep schijnt te zijn hun economische zelfstandigheid in onderling zeer creatieve bevruchting (creativeclass.org en csdenhaag.nl).

Toezichthouder is vaak een subsidiërende gemeente, een organisatie die wordt gefinancierd door een ministerie en soms een slimme marketeer. Het toezicht is vooral administratief. Zo financiert een organisatie als Kunstenaars & CO de verzameling van statistische informatie over haar doelgroep en na analyse ontstaan conclusies en doelstellingen zoals een zelfstandig inkomen en groei van de vraag naar mensen die deze derde kunstenaarsfunctie vervullen (vrij naar BK-informatie, 2008-1). Tegen een gepaste betaling helpt een organisatie haar doelgroep soms om de belangrijkste doelstellingen enigszins te behalen.

Zonderling werk kan lijken op bijna onhanteerbaar werk (1b: enigszins figuratief en rotzooi). Maar eigenlijk hoeft een zonderling niks te maken omdat de aanwezigheidsbereidheid en de pogingen tot deelname aan de meest gebruikelijke bezigheden in de betreffende samenleving belangrijker zijn dan de productie van werk.

De deelname zorgt er meestal voor dat degene die deze functie vervult veel documenten met een omschrijving van mogelijk te maken werk produceert. Bijzondere stukken zoals de zogeheten aanvraagformulieren maken bestudering door derden van afwezig werk dus wel mogelijk.

Bij deze kunstenaarsfunctie horen (o.m.) de vooronderstellingen dat de mens van nature nieuwsgierig is en dat veel mensen andermans nieuwsgierigheid nodig hebben voor de ontluiking van die van zichzelf.
 
4. Mythen brengen
Een vierde functie van de kunstenaar is mythen brengen.

Zoals toegelicht in hoofdstuk 7 (onder Vertrouwen) hebben de meeste mensen woorden zonder eigenaar nodig, anonieme woorden, om elkaar te kunnen vertrouwen en als gevolg hiervan de wereld. Degene die deze kunstenaarsfunctie uitoefent brengt die woorden: zijn bijzondere werk (inclusief verrichtingen) nodigt mensen uit hun omgeving te vertrouwen. De functie is een sociale, maar de invulling is veelzijdig en van te voren zeer onbenoemd (i.t.t. kunstenaarsfuncties 2’ en verderop 4’).

De organisatie van deze functie is veelal onzichtbaar en kleinschalig. Onzichtbaar omdat de mythe alleen effect heeft als niemand er verantwoordelijk voor is. Degene die deze kunstenaarsfunctie vervult moet dus vrijwel anoniem zijn. Hij spreekt wel over zijn werk, maar meestal alleen ter vermaak en maximaal toegelicht door middel van bijvoorbeeld een schetsje. Dit leidt soms tot mede-anonymi die de mythe verspreiden op andere tijdstippen en locaties. De organisatie is kleinschalig omdat de functie veelal gefinancierd moet worden door derden die weinig serieuze uitleg vragen en zonder overleg hun eigen vertrouwen kunnen vertrouwen.

Anoniem werk is vaak weinig veranderlijk, enigszins onduidelijk en multi-interpretabel. Net als verlossend werk (2) wordt het soms tijdloos genoemd en wordt ervan gezegd dat het vaak langzaam wordt opgenomen in de maatschappij. Maar andersom kan ook: het werk lijkt plotseling te zijn ontstaan en het wordt direct gesignaleerd.

Bij de vertrouwenwekkende functie horen (o.m.) de vooronderstellingen dat degene die deze functie vervult ‘goede’ en ‘slechte’ mythen kan onderscheiden en dat hij de goede kiest.
 
  4’ Intermenselijke banden smeden
  Verwant aan de functie mythen brengen is de functie: smeden en versterken van benoemde intermenselijke banden, bijvoorbeeld de vertrouwelijke omgang tussen collega’s.
Zoals geschreven (o.a. in h.6) selecteren veel mensen hun contact met andere mensen ten bate van de realisatie van hun eigen doelen. Wederom kunnen zij met bijzondere werken worden verleid een ander spontaan aandacht te geven.
De organisatie van deze functie lijkt op de organisatie van de functie sociale cohesie verzorgen (2’). Maar door de context van de mythe is degene die deze kunstenaarsfunctie uitvoert anoniem, althans, voor de beoogde personen, niet voor de opdrachtgever.
Intermenselijke banden smedend werk doet, net als verlossend werk (2), vaak nutteloos aan en daarbij lijkt het meestal wat abstract. Verder is het vaak, net als anoniem werk (4), weinig veranderlijk, enigszins onduidelijk en multi-interpretabel. Ook wordt het soms tijdloos genoemd: het hangt bijvoorbeeld nog lang in de kantine en/of er wordt jaren later nog steeds over gesproken. Ten slotte doet het vaak vriendelijk en uitnodigend aan, net als werk dat moet zorgen voor sociale cohesie (2’).
 
5. Faciliteren
Een vijfde functie van de kunstenaar is faciliteren (voorzieningen aanbieden), in dit geval voorzieningen die mensen nodig hebben om een groepsgevoel te ervaren.

Zoals toegelicht in hoofdstuk 7 (onder De distinctietheorie) hanteren vrijwel alle mensen bepaalde kapitalen (economisch, cultureel, sociaal, symbolisch en linguïstisch) om zich te kunnen bewegen binnen een bepaalde groep in een samenleving. Vooral bijzonder werk (inclusief verrichtingen) leent zich er uitermate goed voor om gemeenschappelijk kapitaal, bijvoorbeeld taalvaardigheid, kenbaar te maken en te laten voortbestaan. Het betreffende werk kan de gemeenschappelijke gewoonten binnen een groep (de habitus) bijvoorbeeld ontwikkelen. (Maar het kan ze ook ontmaskeren en/of verpesten. Oordelen uitspreken over een werk is immers een vorm van kapitaal hanteren en daarom tekenend voor iemands vermogen. Zodoende verduidelijken meningsverschillen de verhoudingen binnen een groep (de verdeling van kapitaal).)

Degene die deze kunstenaarsfunctie vervult en met zijn werk een groepsgevoel mogelijk maakt hanteert zijn kapitaal in ongeveer dezelfde mate als de groep die het werk bespreekt en hij heeft ongeveer dezelfde gewoonten (of wenst zichzelf die toe). Ook kan het zijn dat hij juist door een groep wordt opgezocht vanwege zijn bijzondere en aantrekkelijke gewoonten.

Deze functie is, evenals de functie mythen brengen (4), sociaal georiënteerd. De bekendheid van de maker is nu echter zeer gewenst in plaats van vrijwel verboden. De facilitator is meestal te herkennen aan zijn soepele omgangsvormen binnen het betreffende netwerk. De gemeenschappelijke interesses binnen een groep zijn vaak ook andere onderwerpen dan het onderhavige werk, bijvoorbeeld wijn en blote vrouwen.

Groepsgebonden werk heeft meestal goed bespreekbare vormen, veelal relatief eenduidig te benoemen originele kenmerken en deze verhouden zich meestal prima tot de beknopte samenvatting van gangbare theoretische bespiegelingen. Mogelijke toelichting op een werk bevat soms wat vage taal en interessante bemoedigende woorden.

Bij de gezellige functie horen (o.m.) de vooronderstellingen dat ‘ons soort mensen’ bestaat en dat de mens een groepsdier is.
 
6. Maximaliseren
Een zesde functie van de kunstenaar is een gemaximaliseerd (oordeels)vermogen uiten. De werken (inclusief verrichtingen) die hieruit volgen zijn bij voorkeur toegankelijk: ze hebben iets dat een toeschouwer doet besluiten interesse te tonen.

Wanneer in een vroeg stadium wordt besloten toegankelijk werk te maken, kan de meest gunstige situatie worden bereikt (verderop 6a).
Wanneer de mate van toegankelijkheid van een werk op de tweede plaats wordt gezet of over wordt gelaten aan een (nu nog onbekende) toekomstige omstandigheid, kan eveneens een –alleen misschien niet de meest- gunstige situatie worden bereikt (verderop 6b).

Degene die deze kunstenaarsfunctie vervult is (onder meer) compromisloos, onafhankelijk, vrijgevochten, autonoom en gevaarlijk en houdt de organisatie vaak in eigen handen. Soms wordt hij geholpen door anderen in ruil voor bijvoorbeeld geld, een bruikbare referentie, werkervaring, gemoedsrust, gezelligheid en/of niets.

Gemaximaliseerd werk is –op z’n minst voor degene die het heeft gemaakt- kwalitatief hoogwaardig, maar wat die hoogwaardigheid kenmerkt is ondefinieerbaar. Een poging daartoe is vooral leerzaam, interessant, onderhoudend en wellicht mogelijk bij een specifiek werk en op een bepaald tijdstip, maar geconstateerde kenmerken zijn ontoepasbaar als vergelijkingsmateriaal voor de productie en/of de beoordeling van volgend werk en voor de beoordeling van het betreffende werk op een ander moment (h.5 onder Kwaliteit en onder Conclusie).
 
6a. Het optimum bereiken
De eerste invulling van functie maximaliseren is een gemaximaliseerd (oordeels)vermogen uiten in een bijzonder werk en gelijktijdig streven naar een (bijzonder) hoge mate van toegankelijkheid daarvan.

Zoals toegelicht in hoofdstuk 7 (onder De onmogelijkheid van de paretiaanse liberaal) kunnen mensen kiezen om te streven naar een situatie waarin niemand erop achteruitgaat wanneer ten minste één iemand erop vooruitgaat.
Degene die de eerste invulling van de zesde kunstenaarsfunctie vervult heeft gekozen zowel een gemaximaliseerd (oordeels)vermogen te uiten als een toegankelijk werk te leveren. Om het optimum, de meest gunstige situatie, te bereiken werkt diegene daarom continu als het ware switchend tussen twee tijden, namelijk tussen de tegenwoordige tijd en de toekomstige. Hij concentreert zich regelmatig op datgene waar hij gedurende een bepaalde periode aan werkt, maar hij gaat in gedachten ook vaak naar de toekomst, omdat zijn werk dan door derden wordt bezocht.

Zoals geschreven is de organisatie van deze functie meestal in handen van de maximaliserende persoon zelf en gezien de hoge maatschappelijke ambities inderdaad vaak geholpen door anderen. De maximalisatie kan resulteren in een publiek zeer bekend en tegenwoordig dus succesvol genoemd persoon en een op grote schaal gewaardeerd werk. Het past immers (onder meer) bij de vele (mogelijk voorheen latente) verwachtingen en interesses van derden, die opvallend genoeg al lang bij de maker bekend waren.

Optimaal werk is tegenwoordig vaak fors en flink (een tijd- en plaatsgebonden constatering). Het staat (vindt plaats) bijvoorbeeld in grote musea of op immense gebouwen en het is behoorlijk duur. Indien het te koop is moet een particulier dus veel geld hebben waarmee hij het kan kopen en een groot huis om het aan anderen te kunnen laten zien. Optimaal werk wordt vaak besproken in bijvoorbeeld tijdschriften en speciale bijlagen van landelijke kranten. Opmerkingen van de betreffende maker(s) zijn dan omlijst met redactionele woorden zoals de jonge leeftijd, de lange loopbaan en de bijzondere -bij voorkeur internationale- prestaties. Vooral uitgeverijen richten zich ook graag op dit werk.

Iemand die het optimum haalbaar acht vooronderstelt dat vooral de verwachtingen en de interesses van derden bijtijds bekend zijn en dat controle over beslissingen mogelijk is.
 
6b. Het aptimum bereiken
Aptimum: gunstige situatie, bepalende factoren zijn van te voren onbekend (Henriëtte Ford); aptus: passend, geschikt (Wolters).

De tweede invulling van de functie maximaliseren is eveneens een gemaximaliseerd (oordeels)vermogen uiten in een bijzonder werk, maar streven naar een hoge mate van toegankelijkheid krijgt minder of geen aandacht. In het bijzonder omdat voornamelijk ‘forenzen’ tussen nu en ooit door de meesten die deze functie uitoefenen als vervelend wordt beoordeeld.

Zoals toegelicht in hoofdstuk 7 (eveneens onder De onmogelijkheid van de paretiaanse liberaal) kan ten eerste worden gekozen een hiërarchie aan te brengen tussen streven naar een gemaximaliseerd (oordeels)vermogen en een hoge mate van toegankelijkheid. In navolging op de liberale overtuiging van Amartya Sen (h.7) worden dan wel keuzen over toegankelijkheid gemaakt, maar volgen deze de keuzen die volgen uit het eigen oordeel (6b-i).

In navolging op de filosofisch geënte mening van Marjolijn Februari (h.7) kan degene die deze kunstenaarsfunctie uitoefent ook kiezen om op een andere manier te werk te gaan; dan besluit hij om de toegankelijkheid van een werk over te laten aan een voorlopig onbenoemde en onbekende mate van culturele gepastheid (6b-ii).

Ook deze maximaliserende persoon houdt de organisatie vaak in eigen handen, maar gezien de andersoortige ambities en de onduidelijke toekomst wordt hij nu vrijwel niet geassisteerd.

Aptimaal werk lijkt op optimaal werk (6a) en bevindt zich in gelijkende omstandigheden, maar het tegenovergestelde of iets heel anders kan ook.

[Zichtbaarheid]
Iemands keuze om een werk toegankelijk te maken krijgt wellicht een bijsmaakje wanneer toegankelijkheid zichtbaarheid vooronderstelt en ze gekoppeld wordt aan Het Panopticum (1791) van de filosoof Jeremy Bentham (panoptès is Grieks voor ‘allesziend’). Michel Foucault (h.3 en h.4) gebruikt voornoemde tekst als uitgangspunt voor zijn analyse van macht en hij concludeert dat wanneer mensen zich zichtbaar maken zij zelf bijdragen aan de instandhouding van een machtsverhouding. Zichtbaarheid maakt beheersbaar en volgens Foucault moeten tegenwoordig vooral de onderworpen groepen zichtbaar zijn en ‘meedoen’ (participeren) (Achterhuis).
Streven naar een zichtbaar werk en meedoen met de hedendaags gebruikelijke koppeling tussen maker en werk zijn dus (onder meer) iemands eigen bijdragen aan de instandhouding van een bestaande machtsverhouding die dus waarschijnlijk wordt ervaren als prettig, juist en zinvol.
 
7. Theorieën over waarneming bevestigen
Een zevende functie van de kunstenaar is theorieën over waarneming bevestigen.

Zoals toegelicht in hoofdstuk 7 (onder Zintuiglijke slavernij) kent elke tijd passende theorieën over waarneming en de meeste theoretici vinden intensief waarnemende mensen zeer interessant. De (voorondersteld intensief waarnemende) kunstenaar is een van de weinigen die redelijk tot zeer positief in de verschillende theorieën voorkomt.

Tegenwoordig wordt intensief waarnemen veelal gezien als een moeilijk te beheersen symptoom van een neurologische aandoening (h.7). Een storing in de sensorische zenuwen van degene die deze kunstenaarsfunctie vervult maakt hem tot een ‘materiofiel’ die zijn bijzonder intensieve zintuiglijke omgang met bijvoorbeeld licht, belendende ruimten, structuren, stromen, atomen, kleuren, lay-out, lettercombinaties, klank, geur, cijfers, inrichting en reliëf koestert, juist wel onder controle heeft en deze plaatst binnen een passende maatschappelijk geaccepteerde context.

Organisatie van deze functie is vrijwel onnodig omdat een (beheerste) zenuwziekte voldoende enthousiasmeert. Een werkwijze is eigenlijk alleen te doorgronden door een neuroloog en door degene die deze functie vervult.

Neurologisch werk (inclusief verrichtingen) is te herkennen aan een (voorondersteld als herkenbaar) zorgvuldig materiaalgebruik en een (voorondersteld als herkenbare) zorgvuldige afwerking. Het werk is zeer materieel of juist bijna immaterieel. Dit tweede omdat na een immense hoeveelheid afwegingen vaak weinig te kiezen overblijft.

Bij de intensieve functie horen (o.m.) de vooronderstellingen dat vorm en tegenvorm permanent samenwerken, dat deze immanentie goed is voor het welzijn van maker en werk, dat een ander de relaties in een toekomst herkent en dat die persoon baat heeft bij een bezoek aan de resultaten van andermans zorg voor materie.
 
Het werk wilde dat
Sommige neuropaten spreken over ‘het werk dat de leiding neemt’ en de maker die deze leiding moet ‘durven volgen’. De vervulde wens van de maker om even niks te willen of in te gaan op de uitnodiging van de verliefde tijd, wordt toegewezen aan de vermeend aanwezige exhibitionistische neiging van bijvoorbeeld een ding. Dit zichzelf ventend en amuserend gedrag wordt veelal gezien als goedaardig en soms zelfs als magisch en als vereist voor echt bijzonder werk.
 
8. Produceren voor ‘de lange staart’
Een achtste functie van de kunstenaar, en in deze tekst de laatste, is produceren voor ‘de lange staart’ van de markt (the long tail).

Zoals toegelicht in hoofdstuk 7 (onder Hunebedjes) is volgens recente economische theorieën vrijwel iedereen in potentie producent en is er altijd wel iemand die een aangeboden product kwalitatief passend vindt. Ideeën over een beperkte hoeveelheid bijzondere dingen of een beperkte groep mensen die bijzondere dingen kan maken, zijn achterhaald. Dit betekent dat velen met plezier kunnen gaan produceren en omdat er altijd wel iemand is met eenzelfde interesse kan het resultaat bestaan, in piepkleine bekendheid.

Of een product met volle aandacht moet worden genoten of zijdelings geconsumeerd, daarover zijn de meningen verdeeld en besluiten hierover zijn meestal mede afhankelijk van de mate waarin relatief grootschalige productie mogelijk is.

Degene die deze kunstenaarsfunctie vervult organiseert zijn functie veelal zelf. Mogelijk in samenwerking met andere ondernemers die een bepaald deel van de organisatie en/of van te leveren werk verzorgen, bijvoorbeeld de vindbaarheid van productinformatie op het internet. De functie vereist immers een zekere mate van handigheid met het internet aangezien ‘de lange staart’ vooral vanwege deze digitale omgeving kan bestaan.

De producent maakt ‘hunebedjes’ (bijzondere goederen) die terechtkomen in de enorme verzameling goederen die zijn geproduceerd in een relatief kleine oplage en die digitaal kunnen worden opgeslagen of waarover via het internet kan worden gecommuniceerd.

Digitaal beperkt werk kan van alles zijn en opslagmogelijkheden zijn de meest bepalende factoren. Op dit moment bestaat ‘de lange staart’ dan ook voornamelijk uit muziek en videobeelden. De markt van digitaal werk is nu dus aanzienlijk groter dan de markt van stoffelijk werk en acties (diensten, optredens). Deze is immers gebonden aan materie en locatie. Maar volgens velen is in elk geval stoffelijk werk binnenkort ook digitaal op te slaan en kan een koper het thuis printen met een printer die dat doet naar drie dimensies (deze zijn nu nog relatief duur en vaak te groot voor thuisgebruik).

Bij de productieve functie horen (o.m.) de vooronderstellingen dat niemand uniek is en/of iedereen bijzonder, dat economische betrekkingen noodzakelijk zijn en onoverkomelijk, dat zowel economische zelfstandigheid als marktgerichte arbeid adelt en dat iedereen het geldgebonden deel van het eigen leven moet en kan dekken.
 
terug
 
 
Conclusie
De kunstenaar bestaat niet. De kunstenaar, de homo artifex (voorheen homo artistiekus), is ten eerste een model dat wordt gebruikt in kunst- en kunstenaarstheorieën. Ten tweede kan de kunstenaar een mentale vergelijkingsbasis zijn om naar te werk te gaan (bovarysme). Te werk gaan als de kunstenaar kan door een kunstenaarsfunctie te vervullen.

De kunstenaar heeft immers veel verschillende functies en iedereen kan er (keer op keer) een uitkiezen en deze (tijdelijk) uitoefenen (de mogelijkheid van combinaties staat vermeld in h.9). Om die keuze te vergemakkelijken of een –al dan niet bewust- gemaakte keuze te bespreken of erover te reflecteren, is het wellicht handig te weten welke zoal de functies van de kunstenaar zijn. Onder meer uit eerdere hoofdstukken in deze tekst zijn alvast acht verschillende kunstenaarsfuncties geselecteerd. Die functies zijn: representeren van geruststelling of de nabijheid van onhanteerbaarheid, verlossen, de zonderling uithangen (voorheen bekend als: de zondebok zijn), mythen brengen, een groepsgevoel mogelijk maken (faciliteren), een gemaximaliseerd (oordeels)vermogen uiten, theorieën over waarneming bevestigen en produceren voor ‘de lange staart’ van de markt. Bij elke functie zijn kenmerken te noemen van de organisatie van de functie en van eventueel werk dat, indien aanwezig, van heel makkelijk tot erg moeilijk waarneembaar is (bij vrijwel alle functies is werk inclusief verrichtingen).
 
terug

 

Copyright_Duijvestein www.kleurpunt.nl
08