hunebedjes.nl - Ilse Duijvestein
In gesprek
 
Vervormen
Bedenken
Representeren
Conclusie
 
 
Vervormen
 
Gemak
Door een behoefte aan veiligheid en comfort, aan gemak, vervormen mensen de wereld. Bijvoorbeeld als bescherming tegen weersomstandigheden, om hun honger te stillen en om onderlinge verhoudingen te verduidelijken, te cultiveren, te stabiliseren en te veranderen. Afhankelijk van de organisatie van een samenleving produceren, ruilen en verhandelen mensen beschermende en comfortbiedende vormen van meestal tot zelden permanent, grootschalig en gesegmenteerd. Zo ontstaan bijvoorbeeld de slipper, de tent, de polder, het gemeentehuis, de zeecontainer en de supermarkt. Activiteiten als gras maaien, rennen en zingen, zijn eveneens voorbeelden van beschermende en comfortbiedende vervormingen
 
Bevestiging
Ook door een behoefte aan bevestiging van de eigen aanwezigheid vervormen mensen de wereld. Volgens de filosoof Hannah Arendt (1906-1975) moeten mensen zich kenbaar maken aan anderen door te handelen en door initiatief te nemen. Zonder deze activiteiten worden mensen volgens haar apathisch (lusteloos, onverschillig) (Mees). Resultaten van dit soort activiteiten zijn bijvoorbeeld spoetniks, vlaggenmasten en armbanden. Activiteiten als fout parkeren, op visite gaan, lang roeren in de koffie en sopraan zingen, zijn eveneens voorbeelden van vervormingen ten behoeve van zelfbevestiging.
 
De schuldige keuken (x want y)
De drijfveer tot vervormen ontlenen mensen soms aan een vermeende tekortkoming van een bestaande vorm. Dan is bijvoorbeeld de keuken niet praktisch, het terras te klein en het bed te groot.
 
God als excuus I
Veel van wat mensen aan de wereld veranderen is naar eigen of andermans zeggen een eerbetoon aan een hoge macht of een bijdrage aan een vermeende noodzakelijkheid. De vervormingen schijnen weinig waard te zijn bijvoorbeeld als resultaat van plezierige bezigheden en als geruststelling tegen moeilijke gedachten en moeilijk hanteerbare gevoelens. Mensen maken graven, kerken, teksten, pamfletten, pillen, schilderijen, boterhamzakjes, tekeningen enzovoort. Zo vullen ze hun leven in, maar ze vinden het soms fijn om de noodzaak van hun werk buiten zichzelf te plaatsen. De behoeftige god en andere al- of onmachtige derden fungeren dus regelmatig als excuserende drijvende kracht.
 
Watje
De onder meer columnist Johan Schaberg (1940) wijst op het verschil tussen zich kenbaar opstellen en zich kwetsbaar opstellen. Zich kenbaar opstellen is inderdaad vaak noodzaak maar zich kwetsbaar opstellen mag eigenlijk alleen in extreme situaties en alleen als een uiterst middel, bijvoorbeeld wanneer een commandant na een lang gevecht de vuurlinie instapt met een witte vlag, omdat hij meent dat het voor beide partijen handig is om even de doden op te ruimen (Schaberg).
 
Plezier
De onder meer schrijver Desiderius Erasmus (1466-1536) geeft als gewenste vorm van waanzin de dwalingen van het verstand die ervoor zorgen dat iemand plezier beleeft aan zelfbedrog. Het dichtst bij die ‘gelukkige waanzin’ komen volgens hem de mensen ‘die een onverzadigbare neiging tot bouwen hebben en die nu eens van een rond gebouw een vierkant gebouw maken en dan weer van iets vierkants iets ronds’. Tot ze erbij neervallen maar in de tussentijd zijn ze heel gelukkig (Erasmus).
 
terug
 
 
Bedenken
 
Denken en doen
Gedachten van mensen zijn vaak de stuwende kracht, de sturende kracht en het oriëntatieschema voor bijvoorbeeld verder denken, doen en laten. Mogelijke overeenkomsten met andermans gedachten zijn enigszins te ontdekken door te handelen, door ideeën om te zetten in vorm, en de vormen te vergelijken. Voorbeelden van vormen zijn: een taal, een gebouw, een landkaart en laarzen met veters (zie ook de voorbeelden in het eerste deel van dit hoofdstuk).
 
God als excuus II
Heldere gedachten zijn vaak geruststellend en ze zijn een pepmiddel bij bijvoorbeeld angst, verdriet en plezier. Ze maken herkenning mogelijk en dat kan een gevoel van overwinning geven. Sommige mensen verschalen hun gedachten naar zogeheten metafysica en wetenschap. Naast of in plaats van dat zij genieten van hun vermogen tot denken, handelen naar dat wat zij denken en hun denken delen, willen zij anderen overtuigen namens bijvoorbeeld god, liefde, de logica, de waarheid, empirische bewijzen of de stomme natuur. Intermenselijk gezien is de plezierige beleving van te worden gehoord begrijpelijk. De wens anderen te overtuigen en de wens overtuigd te worden heeft evenzeer een sociale oorsprong omdat eensgezindheid een structurerend en regulerend effect heeft (meer hierover in h.7). Bijvoorbeeld gedachten kneden, delen, opleggen en aannemen is dus vrijwel onontkoombaar maar onder meer god, liefde, logica, waarheid, empirie en natuur hebben hier hoogstwaarschijnlijk niets mee van doen.
 
terug
 
 
Representeren
 
Betekenis en omvang
Representeren betekent laten zien, vertonen. Het vertoonde heet de representatie. Een representatie is dus waarneembaar en komt voort uit iemands innerlijk, bijvoorbeeld uit een gevoel, een gedachte of een wens. Door hun innerlijk te veruitwendigen onderzoeken en informeren mensen de wereld, ze maken zich kenbaar en, zoals reeds geschreven, is dat een noodzakelijkheid gezien het vermeende belang van hun vestiging en bevestiging.

Innerlijk: gemoed, karakter, geaardheid, gedachten; waarnemen: vooral met minimaal een van de vijf meest bekende zintuigen; vertonen, tonen; vertoond, getoond: waar te nemen (Henriëtte Ford).
 
Mens als representatief systeem
De representaties van mensen zijn uitingen van hun voorstelling over de werkelijkheid. Het zijn veruitwendigde onderdelen van een inwendige constructie over de wereld, van een wereldbeeld. Dit maakt vrijwel ieder mens tot een representatief systeem dat het innerlijk waarneembaar maakt (vrij naar Danto).

De filosoof Ton Lemaire (1941) schrijft over de verschillen die hij ontdekt wanneer hij landschapsafbeeldingen uit een bepaalde periode uit de westerse wereld vergelijkt met afbeeldingen uit het Oosten uit diezelfde periode. In de oosterse schilderijen is de dominantie van de natuur over de mensen veel groter dan in de westerse afbeeldingen. Er is meer groen te zien en figuren zijn piepklein afgebeeld. Dit sluit volgens Lemaire aan op het wereldbeeld van mensen in die contreien (Lemaire).

Evenzo concludeert de kunsthistoricus Boudewijn Bakker (1938) -na zijn onderzoek naar wereldbeelden en de productie en perceptie van landschapsschilderijen- dat het wereldbeeld van schilders bepaalt hoe en wat zij schilderen. Andersom bepaalt het wereldbeeld van diegenen die naar het schilderij kijken, wat ze zien (Bakker).

Mensen nemen de wereld dus waar zoals hun wereldbeeld hun dat toestaat. Andersom veruitwendigen ze hun wereldbeeld, voornamelijk onderdelen en de gevolgen hiervan, vrijwel permanent. De manier waarop mensen hun ruimte organiseren vertelt dus over henzelf. De ruimtelijke organisatie is een waarneembaar gemaakte (uitgespreide) verzameling van onder meer gevoelens, gedachten en wensen. Voorbeelden zijn: een boomhut, een taal met veel werkwoorden, astronomische tabellen, een driehoekige flat, een vierkant schilderij, een rond gebouwtje aan de waterkant, een ingewikkelde wegenstructuur, meerdimensionale meetkunde, het stadspark, de nieuwste mode, het rotstuintje, de hoge hak en frutsels in de keukenla.
 
Wereldbeeld
Wereldbeeld: voorstelling die iemand zich gevormd heeft omtrent de werkelijkheid van de wereld; ook betrokken op een abstractum; voorstelling: 2. dat wat voor de geest staat (Van Dale).

De filosoof Fons Elders (1936) onderscheidt zeven domeinen binnen het (particuliere) wereldbeeld van mensen. De gebieden kenmerken zich door bijvoorbeeld hoe een taal in elkaar zit, hoe iemand het begrip functie hanteert en hoe iemand waarden bepaalt. Iemands wereldbeeld bepaalt dus grotendeels hoe die persoon leeft en andersom geldt: hoe iemand leeft zegt veel over onder meer zijn gedachten. Als voorbeeld geeft Elders dat het honderd jaar geleden vanzelfsprekend was dat iemand een leraar zocht, dat tegenwoordig zelfstandig leren wordt verwacht en dat de leergewoonten van mensen passen bij die tijdsgebonden meningen (Elders).

De filosoof Panajotis Kondylis (1943-1998) stelt dat mensen door hun streven naar zelfbehoud de werkelijkheid, die ze als een chaotische wereld ervaren, vanuit hun wereldbeeld in gedachten veranderen in een overzichtelijke wereld. Deze bedachte wereld krijgt de status van waarheid, van werkelijkheid, en is daarom, net als volgens Elders, normatief. Vanwege de normatieve implicaties kan niemand buiten het eigen wereldbeeld kijken en is iedereen er in zekere zin slachtoffer van (Heumakers, 31-08-2007) (verderop in deze tekst staan overeenkomstige meningen).
 
Wereldbeeldvorming en voeding
De vele verhandelingen over hoe mensen aan hun wereldbeeld komen, over hoe ze hun binnenste erven of verzamelen en of een wereldbeeld veranderlijk is, en zo ja, of deze verandering dan een richting kent, komen tot veel verschillende conclusies. Over gedachteconstructies die kennis heten, bestaan grofweg twee opvattingen: de rationalistische en de empiristische.

Volgens de rationalistische opvatting is logisch nadenken heel belangrijk en zijn ideeën deels aangeboren. De verzameling van alle ideeën die zijn te verkrijgen door en met geboorte wordt de collectieve kennis genoemd.

Volgens de empiristische opvatting komt alle kennis voort uit ervaring en moet iedereen zijn kennis zelfstandig vergaren. Tegenwoordig schijnt de empiristische opvatting meer geliefd te zijn dan ooit maar Oedipus, de mankende mens die stapt en die moet en kan leren door stappen te zetten in onbekend terrein, door schuldig te kunnen worden, bestaat al zo’n 2500 jaar.

Empiristisch is te noemen de mening van de filosoof John Locke (1632-1704). Volgens hem is alle kennis uiteindelijk het resultaat van indrukken van ervaringen (waarnemingen, ondervindingen). De associaties van die indrukken veroorzaken kennis, waaronder ideeën. Ideeën zijn dus een bonte verzameling van gekoppelde indrukken die zijn ontstaan door waarnemingen (Burke).

De filosoof en geschiedschrijver David Hume (1711-1766) maakt eveneens een onderscheid tussen indrukken en ideeën. Ook volgens hem veroorzaken waarnemingen indrukken en dit doen ook de gevoelens die door de waarnemingen worden teweeggebracht. Indrukken zijn de versimpelde versies van waarnemingen. Ideeën (gedachten, verdere kennis) vervolgens, zijn combinaties van die indrukken. Tot zover vindt Hume dit proces acceptabel en is zijn mening ongeveer dezelfde als die van Locke.
Maar hierna gaan mensen ook hun ideeën combineren en zo ontstaan valse ideeën, ook wel verbeelding genoemd (meer over verbeelding in h.3). Dit vindt Hume onacceptabel: de valse ideeën kunnen geen indruk maken want in het echt bestaan ze niet, ze zijn levenloos (een voorstander van verbeelding staat in h.6) (Wikipedia).

De lenzenslijper en filosoof Benedictus de Spinoza (1632-1677) heeft een iets andere opvatting. Volgens hem is zoals iemand iets waarneemt diens verstand georganiseerd:
   
  ‘In den geest bestaat geen willing, of bevestiging en ontkenning, behalve die, welke de gedachte, voor zoover zij gedachte is, in zich sluit.’
(Spinoza, deel 2, Over den geest, stelling 49.)
 
Voor Spinoza is er een enorme koppeling tussen kennis (de rede, het verstand, ideeën) en de wereld (substanties, waar te nemen). Het verstand dient een mens om de wereld te kunnen ervaren als een gelukkige en noodzakelijke samenhang, inclusief zichzelf en het hartstochtelijke heden.

Behalve de Grieken, Locke, Hume en Spinoza hebben nog veel meer mensen hun of andermans (onderdelen van) wereldbeelden uitgedragen, inclusief gedachten over of de wereld daarbij wel of niet nodig is. ‘Waarheid is een aantrekkelijke constructie’ (Pott). Voorbeelden zijn: René Descartes, Arthur Schopenhauer, Immanuel Kant, de cardioloog Pim van Lommel, de filosoof Richard Rorty, de essayist Terry Eagleton, de filosoof Frans Hemsterhuis en de filosoof Menno Lievers (o.a. Televisie en Artikelen).
 
terug
 
 
Conclusie
Mensen knutselen en bewegen heel wat af om hun plaats in de wereld in te nemen, bekend te maken, te verdedigen, te kunnen bevatten, te verbeteren, ervan te genieten enzovoort. Hierover denken ze soms ook na en bovendien voelen en wensen ze van alles. De bouwsels en de veruitwendigde onderdelen van het innerlijk, de representaties, en de manier waarop iemand de wereld ervaart, passen de voorstelling die de betreffende persoon van de wereld heeft. Dit zogeheten wereldbeeld kan op verschillende manieren ontstaan en bestaan en welke manier dat is, is afhankelijk van het geërfde of verworven wereldbeeld. Hierdoor zijn eventueel onderzoek naar en verandering van een wereldbeeld afhankelijk van de mate waarin en de schaal waarop ditzelfde wereldbeeld onderzoek en verandering toestaat.
 
terug

 

Copyright_Duijvestein www.kleurpunt.nl
02